De WBTR staat voor Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen. Het doel van deze wet is het bestuur en toezicht van verenigingen, stichtingen en coöperaties (alle rechtspersonen) te verbeteren. De nadruk ligt op toezicht om wanbestuur, onverantwoord financieel beheer en misbruik van de positie van bestuursleden te voorkomen.
De wet is ingegaan op 1 juli 2021. Dat betekent dat het bestuur van de vereniging vanaf die datum moeten voldoen aan de verplichtingen die de wet stelt. Het is een uitbreiding van de wettelijke verplichtingen die al bestaan.
Ten aanzien van sommige wetswijzigingen schrijft de wet voor dat de afspraken in de statuten moeten zijn opgenomen. Dit betekent dat onze vereniging de statuten moet aanpassen. Dit moet binnen vijf jaar, dus uiterlijk op 30 juni 2026, bij de notaris gebeuren.
Hiervoor het bestuur notariskantoor Veendam gevraagd advies te geven hoe we de statuten moeten aanpassen om te voldoen aan de nieuwe wetgeving.
Wat moet in ieder geval in de statuten geregeld worden?
- In de statuten moet worden vastgelegd dat bestuursleden zullen handelen in het belang van de rechtspersoon.
- In de statuten moet worden vastgelegd dat een bestuurder niet mag meestemmen over besluiten waarin de bestuurder een persoonlijk of een met de rechtspersoon tegenstrijdig belang heeft.
- In de statuten moet worden vastgelegd wie beslissingen mogen nemen in het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. Wie mogen er beslissingen nemen als het bestuur dat niet meer kan? Ontstentenis betekent dat de bestuurder niet meer in functie is. Belet betekent dat de bestuurder tijdelijk niet kan besturen, bijvoorbeeld als gevolg van schorsing of ziekte.
En verder geldt vanaf 1 juli 2021 het volgende:
- één bestuurder van een vereniging of stichting mag niet méér stemmen uitbrengen dan de rest van de bestuurders bij elkaar. Hoewel dit in de wet al is vastgelegd, is verstandig om dit ook in de statuten vast te leggen.
- in geval van faillissement kan de curator de bestuurders (en voor zover die er zijn: de commissarissen) persoonlijk aansprakelijk stellen voor het boedeltekort, in het geval sprake is van onbehoorlijke taakvervulling. Deze onbehoorlijke taakvervulling moet dan een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. De curator moet deze oorzaak aantonen. Het is daarom erg verstandig om in de statuten afspraken op te nemen over het financieel beheer, het aangaan van overeenkomsten en de besluitvorming over het aangaan van overeenkomsten.